Geschiedenis Schumannresonanties
Geschiedenis Schumannresonanties | In 1893 merkte George Francis FitzGerald op dat de bovenste lagen van de atmosfeer redelijk goede geleiders moeten zijn. Ervan uitgaande dat de hoogte van deze lagen ongeveer 100 km boven de grond ligt, schatte hij dat oscillaties (in dit geval de laagste modus van de Schumann-resonanties) een periode van 0,1 seconde zouden hebben. Vanwege deze bijdrage is later voorgesteld deze resonanties de naam “Schumann – FitzGerald resonanties” te geven. De bevindingen van FitzGerald waren echter niet algemeen bekend, omdat ze alleen werden gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van de British Association for the Advancement of Science, gevolgd door een korte vermelding in een column in Nature (een vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift).
Daarom wordt de eerste suggestie dat er een ionosfeer bestond die elektromagnetische golven kon vangen, toegeschreven aan Heaviside en Kennelly (1902). Het duurde nog twintig jaar voordat Edward Appleton en Barnett in 1925 experimenteel het bestaan van de ionosfeer konden bewijzen.
Hoewel enkele van de belangrijkste wiskundige hulpmiddelen voor het omgaan met sferische golfgeleiders in 1918 werden ontwikkeld door GN Watson, was het de Duitse natuurkundige Professor Winfried Otto Schumann die voor het eerst de theoretische aspecten van de globale resonanties van het aarde-ionosfeergolfgeleidingssysteem bestudeerde, tegenwoordig bekend als de Schumann-resonanties. Zijn theorie voorspelde dat er elektromagnetische staande golven in de atmosfeer zijn, gevormd in de holle laag tussen het oppervlak van de aarde en de ionosfeer. Zijn theorie kwam tot stand doordat Schumann zijn studenten onderwees over de fysica van elektriciteit. Tijdens een les over condensatoren vroeg hij hen om de frequentie te berekenen tussen de binnenste en buitenste bal, dus de aarde en de ionosfeer laag. Ze kwamen in eerste instantie uit op een getal van 10Hz. In 1952–1954 probeerde Professor Schumann samen met Professor H.L. König, (beide onderzoekers aan de Technische Universiteit van München) de resonantiefrequenties te meten.
Echter, pas met metingen van Balser en Wagner in 1960–1963 waren er geschikte analysetechnieken beschikbaar om de resonantie-informatie uit de achtergrondruis te extraheren. Sindsdien is er een toenemende belangstelling voor Schumann-resonanties op een breed scala van gebieden. Schumannresonanties zijn pieken in het ELF-deel van het elektromagnetisch spectrum, die in de aardatmosfeer voorkomen. Er wordt verondersteld dat schumannresonanties invloed uitoefenen op alle levende organismes, in het bijzonder op hersengolven.
Voortplantende ELF-golven in de atmosfeer
De voornaamste bron van schumannresonanties zijn de wereldwijde bliksemontladingen. Gemiddeld zijn er per seconde 50 bliksemontladingen. De elektrische stroom van iedere ontlading veroorzaakt een puls van elektromagnetische straling. Deze pulsen planten zich vervolgens voort door de atmosfeer. Doordat de ionosfeer de pulsen reflecteert naar het aardoppervlak, en het aardoppervlak ze op zijn beurt weerkaatst richting de ionosfeer, blijven de pulsen gevangen in de atmosfeer. Hierdoor blijven de golven, met een snelheid van ruim 7 keer per seconde (lichtsnelheid / omtrek), rond de aarde reizen.
(Bron o.a. Wikipedia Engels)